De broers willen zo graag blijven vissen


(Trouw de Verdieping) – De Urker kotter ligt aan de kade in Lelystad. In de kajuit zitten drie broers in overall. Op het tafeltje staan cupjes koffie en koeken. Oudste broer Paulus Visscher (48) maant tot een moment stilte en leest voor uit de Bijbel: “Hij doet mij nederliggen in grazige weiden. Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.” Hij kijkt op en lacht. “Speciaal voor de krant uitgezocht.”

De Visschers komen uit een geslacht van vissermannen. In 1870 begon het familiebedrijf, toen nog op de Zuiderzee. Nu vissen ze met vier broers – uit een gezin van veertien – en een neef op het IJsselmeer en Markermeer. Ze hebben twee schepen om vijf gezinnen te voeden. Hun vader kan helaas niet meer mee, hij heeft slechte longen. Maar hij blijft betrokken bij het familiebedrijf. Hij boet de netten in zijn schuurtje. “En hij helpt moeder met de aardappelen”, vertelt Gerard (34).

Je zou het niet zeggen op een mooie dag als deze, maar de Visschers staan onder druk. Vooral de oudste broer aan boord, Paulus, vader van zeven kinderen, lijkt het te voelen. Hij spreekt weinig. Maar hij zegt het wel als hij op de kant staat en naar de boot wijst, genoemd naar opa Frank. “Het zou zonde zijn als hij niet meer zou kunnen varen.” Gerard maakt zich minder druk. “Dat loopt wel los.” Albert (30), de jongste aan boord, houdt zich stil.

Volgens staatssecretaris Van Dam van economische zaken is het vijf voor twaalf voor de IJsselmeervissers. De hele zomer wordt er vergaderd en overlegd om in oktober met een groot plan te komen dat de problemen voor eens en altijd oplost.

Het is al jarenlang een kopzorg voor staatssecretarissen. De visbestanden van het IJsselmeer en Markermeer lopen terug, en vissoorten moeten voor uitsterven beschermd worden. De regels van Brussel zijn streng. Maar er staat ook een eeuwenoud beroep op het spel: er zijn nog maar ongeveer dertig vissersboten als deze op het IJsselmeer.

Netten blijven droog

De afgelopen jaren moesten de vissers daarom inboeten. Vanaf 2014 mogen zij nog maar met 15 procent van hun netten vissen. Pualus Visscher zegt: “Stel je voor dat ambtenaren ineens 85 procent minder loon kregen. Volgens mij staan ze bij 1 procent al te toeteren op het Malieveld.”

De boot is inmiddels gaan varen en Paulus trekt met precisie een snoekbaars uit het net dat zijn broer net uit het water heeft getakeld. Die gaat in een witte kist met ‘visafslag Urk’ erop. Hij spartelt nog even en ligt dan stil.

Paulus herhaalt het vaak: hij wil niet kwaad spreken over de overheid. Hij begrijpt dat de vis beschermd moet worden en dat is ook zeker in zijn belang. Toch is het lastig. “Alle regels en bemoeienis. Wij dachten dat we dit jaar terug mochten naar 25 procent. Je krijgt de indruk dat ze je geen rust gunnen.”

Achter hem ontwart zijn broer Gerard het net. Op de boeg gooit Albert het schone net weer uit. De broers praten nauwelijks met elkaar. Ze weten wat ze aan elkaar hebben.

Volgens de vissersbond heeft Den Haag te vaak de vissers de schuld gegeven van de problemen in het IJsselmeer, zegt secretaris Derk Jan Berends. Hij legt uit hoe na de oorlog de visstand sterk steeg door de revolutie in de landbouw: “Meststoffen, lozing van rioolwater, fosfaat uit wasmiddel – alles werd in het water gedumpt”. Dat klinkt vies, maar de vissen vonden het heerlijk. Hun aantallen explodeerden, en daarmee ook de aantallen vissers. Dat waren er destijds ongeveer vijfhonderd. In de jaren zeventig en tachtig kenterde dit.

“Er kwamen regels uit Brussel: het water moest schoner.” Met minder voedingsstoffen waren er minder vissen. Gevolg: “Het werden twee saaie bakken water”.

Uitgekocht

In de jaren negentig werd een groot aantal vissers uitgekocht; de rest kreeg met regels te maken. Toch dalen de visbestanden nog steeds. “Er zijn te veel vissers die te veel vissen, was het devies”, volgens Berends. “Natuurlijk moet je de visserij aanpassen bij een laag visbestand. Maar er moet ook eerlijk gekeken worden naar de oorzaak. Niemand weet echt waarom de brasem terugloopt.”

Op de kotter zit Paulus in een tuinstoel en eet een bolletje zalm. Hij beaamt het verhaal van de bond. “Het lijkt of wij van alles de schuld krijgen. Dat heeft ook met de groene lobby te maken”, zegt hij. “Zij doen alsof de paling een soort panda is.”

Ook is er kritiek op de meetmethoden van de onderzoekers die de visstand bepalen voor de overheid. Zij zeggen telkens dat het slecht gaat met de baars, snoekbaars, blankvoorn en brasem waarop de vissers vissen (zie kader), en adviseren de visvangst te verminderen. Maar de vissers zien in hun netten iets anders. “Brasem loopt terug, maar we vangen veel snoekbaars op het moment”, zegt Paulus.

Het voelt als wantrouwen dat hun ervaringen niet meegenomen worden. “Ze meten telkens op de zelfde plek, maar het kan zijn dat de vis zich heeft aangepast omdat het water helderder is geworden, de vis zwemt sneller en bevindt zich op andere plaatsen”, oppert hij.

De overheid geeft inmiddels toe dat de slechte situatie van de visbestanden niet alleen aan de visserij ligt. “De huidige slechte situatie van de visbestanden in het IJsselmeer en Markermeer is te wijten aan meerdere factoren”, laat het ministerie weten.

Ook de onderzoekers geven de vissers voor een deel gelijk. “Het meten van de visstanden is ingewikkeld. We kunnen niet schatten hoeveel er zit, alleen wat er verandert”, zegt onderzoeker Nicola Tien van instituut Imares. “Maar uit alle getallen die we hebben – ook de commerciële – blijkt toch echt dat over een langere periode het snoekbaarsbestand terugloopt.” Er kunnen ook andere redenen zijn dat vissers desondanks veel snoekbaars vangen, bijvoorbeeld betere apparatuur.

Vertrouwen terug

Het lichtpuntje: de vissers praten weer met de onderzoekers en met de overheid. Zo begint Paulus uit het niets te vertellen over ene mevrouw Arda Gerkens van de SP. Zij is voorzitter van de Transitiestichting voor het IJsselmeer, die door de staatssecretaris is aangesteld om met de vissers over oplossingen te denken.

Gerkens, Eerste Kamerlid, is aangenaam verrast, reageert ze over de telefoon. “Dat geeft aan dat er weer wat vertrouwen is”, zegt ze. Jarenlang wilden vissers niet meedoen aan gesprekken met overheid, onderzoekers en natuurorganisaties. De stichting is in het leven geroepen om iedereen wat meer met elkaar te laten praten. Het herstel is nog wel kwetsbaar. Dat is ook de reden dat de staatssecretaris heeft aangedrongen dit jaar de 85 procent-norm niet af te bouwen.

Ook de onderzoekers praten nu direct met de vissers. Voor het najaar staat een vissersenquête gepland zodat ook hun bevindingen meegenomen worden in het onderzoek. “We laten zien dat we geen politiek bedrijven of voor natuurorganisaties werken”, vertelt Tien.

Er kan voorzichtig in oplossingen gedacht worden. Volgens Paulus is het simpel: gewoon een paar vissers uitkopen. Maar wacht eens, zou hij uitgekocht willen worden? “Nee, wij niet”, zeggen hij en broer Gerard in koor. “Wij vissen het hele jaar rond, maar er zijn ook vissers die alleen in het seizoen vissen”, zegt Gerard. Misschien dat zij willen stoppen, oppert Paulus hoopvol. “Zo kunnen we doorvissen en worden de regels wat werkbaarder. Daar hoop ik op, wat meer rust in de tent”, zegt hij.

Is dat niet een heel simpele oplossing? Berends van de vissersbond denkt van niet. Ook hij hoopt op een nieuwe sanering. Maar het ministerie laat weten dat zo’n ‘warme sanering’ geen optie is. Volgens Berends is de overheid bang voor precedentwerking: “Straks willen de boeren ook uitgekocht worden”.

Senator Gerkens vindt dat saneren wel op de tafel moet blijven. Maar dat geldt ook voor andere oplossingen: visquota’s, het IJsselmeer verdelen in vakken. Of ieder ander plan. Ze hoopt op een oplossing waarbij vissers zelf de vangst kunnen beheren. Zoals ook de mosselvissers in Zeeland doen: zij verdelen de plekken en delen zelf de boetes uit.

Volgende generatie

Waarom is het zo ingewikkeld om hier ook tot zo’n oplossing te komen? “We weten niet welke oplossing wat teweeg gaat brengen”, zucht Gerkens. Misschien sterft er een vis uit. “We gaan fouten maken. Dat het voor iedereen pijn gaat doen, staat buiten kijf. Daarom is het zo belangrijk dat we stoppen elkaar overal de schuld van te geven. Ieder heeft hetzelfde doel: vis in het IJsselmeer.”

Paulus vertelt intussen over zijn kinderen. De oudste gaat binnenkort trouwen. Gaan de kleine Visschertjes ook het water op later? Je ziet bij kinderen al jong of ze het in zich hebben, vertelt Paulus. Zijn zoon bijvoorbeeld, ‘die wordt er niet warm van’. Zijn dochter van veertien wel. Maar het is volgens Paulus niet echt een optie dat zij aan boord komt. “Het werk is wel erg zwaar voor vrouwen.” Ach, zegt hij, “ik verwijt mijn zonen niets. Er is allicht een neefje dat het familiebedrijf wil voortzetten.”

Vrijheid

Zo was het vroeger voor Gerard en Paulus ook. Zij wisten het al vroeg en wilden nooit iets anders. “De vrijheid”, zegt Paulus. “Vooral in de winter is het mooi”, zegt zijn broer, “De spanning. Of de netten niet vastvriezen.” “En dat het dan net goed gaat”, zegt zijn broer Gerard grijnzend.

Albert is iets nuchterder. “Ik ben er eigenlijk gewoon een beetje ingerold”, zegt hij van zijn krukje achter het roer. Het is dan ook de jongste visser aan boord die zegt dat het uitkopen misschien niet alles zal oplossen. Hij zit boven achter het roer en wijst met zijn hoofd naar zijn twee broers. “Wij willen dit al niet opgeven, waarom anderen wel?”

Even is de visserman stil. “Gemakkelijk gaat het allemaal niet worden.”

Bedreigde vissoorten in IJssel- en Markermeer

De blankvoorn is een vis uit de familie van de karperachtigen, te herkennen aan de rode vlek in de iris boven de pupil. Hij houdt van voedselarm water en wordt zo’n 45 centimeter groot.

De snoekbaars is de grootste vis van de vier, hij kan wel 120 centimeter groot worden. Het is een exoot, en komt eigenlijk uit Oost- en Midden-Europa. Toch is hij is al geruime tijd ingeburgerd in Nederland en erg populair in de verkoop. Hij heeft twee rugvinnen en een puntige kop. Hij heeft een hekel aan licht en zoekt graag de schaduw op.

De snoekbaars wordt vaak verward met de gewone baars, die kleiner is en maar 60 cm kan worden en wel inheems is. Hij heeft een hoog lichaam, donkere strepen en punten op zijn vinnen. De onderste vinnen hebben een oranje zweem. Hij jaagt graag in helder water.

En ten slotte is daar de brasem, waarover vissers en onderzoekers zich het meest zorgen maken. Deze ruitvormige schubvis houdt niet van helder water, zwemt in scholen en kan zo’n 60 centimeter worden. Wat visbestand betreft lijkt de brasem op dit moment het meest achteruit te gaan.

Plaats een reactie